Franciscus in gedachten
Een groepstentoonstelling in de Antwerpse Stadsfeestzaal in 1927 markeert een kantelpunt in Van Dycks artistieke ontwikkeling. Met drie andere jonge kunstenaars mag hij er zich voorstellen aan het brede publiek. Steedse voorstellingen en expressionistische vormexperimenten hebben definitief plaats geruimd voor werken die getuigen van een christelijk geïnspireerde visie op kunst en leven. Naast moeder en kind is Sint-Franciscus een terugkerend onderwerp in de getoonde werken.

Franciscus 1

Albert Van Dyck bij zijn werken in de Antwerpse Stadsfeestzaal, 1927. Achter hem: Laat de Kinderen tot mij komen (Collectie Museum Albert Van Dyck).

Cultfiguur
Niet toevallig is de figuur van Franciscus ook zeer aanwezig op de tentoonstelling van De Pelgrim later dat jaar op dezelfde locatie. Deze kunstenaarsvereniging – opgericht door Felix Timmermans, Eugeen Yoors en Flor Van Reeth – streeft eind jaren 20 naar religieuze authenticiteit binnen een eigentijdse, Vlaamse katholieke kunst. In een poging om die vernieuwing te verankeren binnen een traditionele mystieke canon, komt men uit bij Ruusbroec en Sint-Franciscus. 

Albert Van Dyck associeert zich niet expliciet met De Pelgrim, maar deelt wel hun geloofsbeleving en staat in contact met enkele leden. Zo ontwerpt hij sinds 1925 vaandels voor Dirk Vansina, één van de kernleden van de Pelgrim. Ook hij maakt overigens een portret van de middeleeuwse mysticus Ruusbroec.

Franciscus 2

Vaandel ontworpen voor Dirk Vansina (Collectie Stadsarchief Turnhout).

Recensies van de tentoonstelling in de Stadsfeestzaal
Lode Zielens verklaart Van Dycks religiositeit vanuit zijn roots: ‘Hij is van Turnhout, nog altijd een van de van vroomste steden van ‘t land en de daar aldoor levende en diepingewortelde religie hangt ook over hem.’ De voorstellingen van Franciscus kunnen de schrijver bekoren: ‘deze zingende zuil van liefde doorheen het wentelen der tijden – is hem lief. Een andere maal toont Van Dijck den grooten Poverello in een schraal landschap, de armen open, sprekende tot déze kinderen Gods: de vogels. Zij zitten links en rechts al op zijn handen en zullen zoo aanstonds opfladderen om alom zijn boodschap te gaan verkondingen, de boodschap die spreekt uit de standvastige, reine oogen, zuiver als die van een duive.’

Ook in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, waar Emmanuel de Bom correspondent is, wordt de tentoonstelling uitvoerig besproken: ‘Het belang der verschijning van een jong artiest als Albert Van Dijck is, dat hij ons de verrassing brengt van een persoonlijkheid, die in potentie wellicht een nieuwe phase in onze Vlaamsche kunst beteekent. Geen geweldenaar, deze vier-en-twintigjarige. Een zekere candeur in hem, maar ook dat zeldzame: geestelijke voornaamheid. (…) Zonder dat een enkele groote naam zich bij u opdringt ondergaat ge de heldere visie die uit het warrige leven eenvoudige en monumentale schoonheid puurt.’