Anna Martens
In een ontwerptekening voor ‘Boerenmeid aan tafel’ overheerst nog de gevoelige, dromerige blik, terwijl in het schilderij zelf de kleurvlakken domineren. Het werk kwam in de museumcollectie via Anna Martens (1894-1983), een nichtje van de kunstenaar. Naast dit werk bezat ze onder meer ook een exemplaar van Brusselsche krabbels van Theo Bogaerts met illustraties van Albert Van Dyck.

Zelf schrijft Martens nationalistisch getinte artikels over culturele onderwerpen voor de kranten De Schelde en Volk en Staat. Albert Van Dyck komt meermaals ter sprake. Tijdens de bezetting is Martens hoofdredactrice van het collaborerende culturele tijdschrift Laagland. In november 1942 is ze daarin lovend over de tentoonstelling van Albert Van Dyck in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Prompt stuurt de kunstenaar een bedankbriefje.

Martens 1

Boerin, 1929 (bewaarplaats onbekend).

Martens 2

Bedankbriefje van Albert Van Dyck aan Anna Martens n.a.v. haar recensie over de tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten, 13 november 1942 (Collectie Museum Albert Van Dyck).

Kozze
Na de Bevrijding vlucht Anna Martens naar Duitsland. In 1948 wordt ze veroordeeld tot vier jaar cel. In oktober 1950 stuurt Albert Van Dyck een brief naar haar verblijfplaats (cel 422): ondanks zijn eigen gezondheidsproblemen wil hij haar troost bieden. Haar antwoord toont het diepe respect dat ze heeft voor haar ‘kozze’. Het spoedig weerzien waarvan sprake zal er niet komen. Albert van Dyck overlijdt enkele maanden later.

Martens 3

(Collectie Museum Albert Van Dyck)