V-bommen
Zoals veel Antwerpenaren ontvlucht Albert Van Dyck in 1944 de stad om aan de V-bommen te ontsnappen. In 1944-45 verblijft hij in Blankenberge, waar hij in het achterland van de Uitkerkse polder aansluiting zoekt met het hem zo dierbare Kempische landschap.

De bevriende schrijver Maurice Gilliams brengt hem op 28 maart 1945 op de hoogte van de gruwel en de vernielingen in de thuisstad: ‘Gister is er een bom gevallen in de Montignystraat, in de nabijheid der zwemdok. 41 gekwetsten werden naar het gasthuis overgebracht, waarvan er 4 half en 3 totaal blind zijn. Gisteravond rond 11 uur een raketbom. s Morgens rond 5 uur een V-1.’

Van Dyck schrijft aan Vinck over zijn ballingschap in Blankenberge
‘Met mijn koffer heb ik last gehad. Het is nog niet aangekomen. De trein wilde het niet vervoeren, omdat het te zwaar was. We hebben ‘t noodige gedaan, en hopen maar dat het gauw hier is, dan kan ik wat werken. Morgen is mijn fiets in orde, en als ‘t dan goed weer is kan ik eens in de streek op verkenning gaan. Juf. Duwaerts heb ik gister ook gezien. Ze stelt het goed en laat u groeten. Mijn zuster vraagt ook van vele groeten over te brengen. (…) En veel groeten aan Alice en al de Vinckjes, natuurlijk speciaal een speciale groet voor Vera. Tot in kort en houd er de moed maar in. Ik zal wel niet heel lang weg zijn.’ (Blankenberge, 12 maart 1945).

Uitkerken 1

De Antwerpse Montignystraat na de bominslag van 27 maart 1945, de laatste dag van de V-bommenterreur (© The Phoebus Foundation).