Jozef Vinck
Kunstschilder Jozef (Jef) Vinck, diens vrouw Alice en hun zes kinderen (de ‘Vinckjes’) waren goede vrienden. In de jaren 30 en 40 kruisen de wegen en gedachten van Vinck en Van Dyck elkaar vaak. Ze zijn beide lid van de Antwerpse kunstkring Kunst Van Heden en nemen deel aan de tentoonstellingen van de ‘animisten’ in de Brusselse galerie Apollo in 1942 en 1943. De briefwisseling tussen de ‘bloedbroeders’ gaat uiteraard over artistieke aangelegenheden, maar is voor Van Dyck ook een uitlaatklep voor verzuchtingen over zijn persoonlijke besognes.

Vooral eind jaren 40, wanneer Van Dyck vanwege zijn astma regelmatig in de kuuroorden Mont-Dore en La Bourboule verblijft, is Jozef Vinck een welgekomen klankbord.

Een postkaart van 5 juli 1948 is hiervan een goed voorbeeld: Van Dyck heeft het over koetjes en kalfjes, maar vermeldt ook zijn contacten met andere kunstenaars (Maurice Gilliams en Hippolyte Daeye) en heeft aandacht voor de familie Vinck (echtgenote Alice en de dochters Denise en Alice).

Vinck 1

Albert Van Dyck aan Jozef Vinck
‘Beste Jef,
Merci zulle voor uwen brief. Ge hebt uw best gedaan. Nog 5 dagen en dan blijf ik nog een dag of 4-5 in Parijs, om alles nog eens goed te zien. We hebben hier ook tusschendoor prachtig weer. Het is hier nu minder aangenaam. Er zijn hier een paar dames (zonder gevaar!) in ’t hotel en samen maken we uitstappen.
Ik heb ’n paar aquarels trachten te maken. Van Maurice heb ik ook ’n brief  gehad. En stuurde Daeye ‘n schoone postkaart. Ik geloof dat het nu zeer heilzaam zal geweest zijn die kuren – Denise, ik zal een paar reuzekeien meebrengen. Vera ik kom af zoogauw ik thuis ben, na den 16e.
Vele groeten aan Alice, en al de andere bengels – Ik heb hier al ’n paar havanna’s gesmoord met Friling, die ook hier is, de oude sukkelaar. Timo Rosin is hier ook, maar hij erkent me niet. Ik hem wel, de fat. – Tot gauw beste Jef een handdruk 
Albert’